
Morgen vindt de 44ste editie van de Gordel plaats. In een niet zo ver verleden was dat de grootste Vlaamse sportmanifestatie. In de recordjaren trok de Gordel maar liefst 112.000 mensen naar de Vlaamse Rand. Op een sportieve manier werd een drieledige boodschap uitgestuurd: dit is Vlaanderen, hier spreken we Nederlands en willen we zelfbestuur. Als 12-jarige kreeg ik er zelf voor het eerst een leeuwensticker op mijn fiets geplakt. Die sticker zou me op mijn Brusselse school nog veel lekke banden opleveren, maar zo werd de kiem voor een stevig Vlaams-nationaal engagement gelegd.
Sinds de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde in het vlinderakkoord van 2011 trekt de Gordel duidelijk minder volk dan tijdens de recordjaren. Nochtans is die Vlaamse manifestatie vandaag meer dan ooit nodig.
Ten eerste is de verbrusseling van de brede Vlaamse rand helemaal niet gestopt. In mijn eigen stad Vilvoorde wordt 73 procent van de kinderen opgevoed in een andere moedertaal dan het Nederlands. De gevolgen daarvan voor ons sociaal weefsel en de toekomstmogelijkheden van die kinderen zelf vormen de grootste uitdaging voor ons stadsbestuur en de gemeenschap.
De splitsing van BHV was bovendien niet eens volledig. Het gerechtelijk arrondissement BHV is vandaag de dag nog altijd niet gesplitst. In de Vlaamse Rand krijgen burgers daarom een slechtere rechtsbedeling dan elders in Vlaanderen. Criminelen kiezen consequent voor een Franstalige rechter, want die zijn niet alleen lakser, de achterstand bij het Brussels gerecht verhoogt de kans op verjaring van misdrijven aanzienlijk.